In de zomer van 2016 heb ik ook al eens een rosé aangeboden. Dat was een rosé van Syrah, een druif met veel smaak, zodat er nog wat te proeven blijft bij het aftreksel dat rosé heet. Dit keer heb ik vier verschillende rosés voorgeproefd met mijn arme familieleden. Je hoeft echt niet jaloers op ons te zijn. Met hoeveel chemicaliën kan je een wijn maken? De meeste rosés hadden of een chemische snoepjesgeur, of waren mierzoet. Ook een combinatie hiervan zat er bij. Het onderstreept maar weer eens het belang van eerst even proeven.
Ik ben blijven hangen bij de rosé die zo waar naar wijn smaakte. Het is een wijn gemaakt van de Grenache-druif, een toegankelijke variëteit met rondeur, fruitigheid en een beetje kruidigheid. De Grenache heeft een dunne schil en vrij weinig kleur, daarom wordt hij meestal toegepast in een mix met andere druivensoorten of als basis voor de rosé, omdat hij een mooi bleekrose tintje geeft.
De wijn heeft zowel een zuurtje als een zoetje, maar niet overdreven. Omdat er ook nog enige tannine te bespeuren is, stijgt hij uit boven zijn limonade-achtige broeders. Goed om zo te drinken, maar door zijn “wijnigheid” ook goed passend bij een zomerse maaltijd met salades en/of kip.
Tijdelijk geen afbeelding